Dinsdag 19 juli 2005
We worden al om 6.15 uur gewekt want er wacht ons niet alleen een lange maar vooral een vermoeiende busrit vandaag. We trekken naar de Colca-vallei doorheen het Andesgebergte waarbij we het hoogste punt van onze reis, een pas op bijna 5.000 meter zullen oversteken. Dit is een optionele uitstap maar iedereen van de groep blijkt erop ingeschreven te hebben. De ‘Anders dan Anders’-brochure waarschuwt nochtans dat er een goede gezondheid voor vereist is en dat het wenselijk is het advies van de dokter in te winnen. Dit moet dus, letterlijk én figuurlijk, een hoogtepunt van de reis worden. Aan de ontbijttafel blijkt dat Johan niet meegaat. Hij heeft de hele nacht last gehad van krampen in zijn been en heeft het zuurstofgehalte in zijn bloed gemeten. Dat bleek op een niveau gedaald te zijn dat in België een spoedopname zou verantwoorden. Als geneesheer weet hij uiteraard het beste wat de risico’s zijn en hij acht het geraadzaam om hier te blijven. Een nog grotere hoogte zou tot hartproblemen kunnen leiden en hoezeer het hem, maar vooral Rita, zijn echtgenote, ook spijt, hij neemt het zekere voor het onzekere. “Ik kan je trouwens verzekeren” vertrouwt hij mij toe, “dat er nog een paar in de groep zijn die er minstens even erg aan toe zijn.” C en ik voelen ons fit. Na lang aarzelen beslist ook Rita toch maar mee te gaan; zij heeft zó naar dit hoogtepunt uitgezien! En zo blijft Johan alleen achter in Arequipa voor twee dagen. De stemming in de groep is er zowaar wat door gedrukt, maar dat duurt niet echt lang. Er is tenslotte niets ergs gebeurd.
Aan de rand van de stad staan grote groepen mannen, die dagelijks met vrachtwagens worden opgehaald om op het land te gaan werken. Dit is natuurlijk vooral een landbouwstreek waar hoofdzakelijk uien en look worden geteeld, maar er is ook enige koperontginning. Voor de rest is de vallei eerder dor en er groeit vooral ichu, een harde en stekelige grassoort waar de kuddes zich tegoed aan doen.
Voor we de bergen intrekken, houdt de bus nog even halt aan een winkeltje net buiten de stad. Hier moeten we niet alleen drank inslaan voor twee dagen, maar we kunnen hier ook cocabladeren en cocasnoepen kopen. Jimmy, een plaatselijke gids die ons op deze tocht zal begeleiden, leert ons hoe we de bladeren moeten kauwen. Het smaakt naar... bladeren en hooi. Je moet er een klein stukje geconcentreerde as tussen mengen en gedurende 20 minuten met speeksel vermengen tot een stevige bol. Het smaakt vies, maar geleidelijk aan voel je heel duidelijk het verdovende effect. De mond en de tong zijn lichtjes verdoofd, zoals bij de tandarts en het geeft een licht opgewekt gevoel in het hoofd. Slechts weinigen doen zich de moeite, en erger nog: ik zie nauwelijks iemand drinken. C en ik doorstaan de cocabladeren en drinken zeer regelmatig, ook al hebben we geen dorst. Het duurt dan ook niet lang of de eersten beginnen last te krijgen van de maag, duizeligheid en koppijn. Luc, Paul en de andere Christiane zijn er het ergst aan toe. Later op de dag moet Paul zelfs zuurstof toegediend krijgen, evenals zijn zoon Tijs wiens vingertoppen zelfs blauw waren geworden.
De rit van vandaag is 160 kilometer lang waarvan de eerste 90 geasfalteerd zijn. We stijgen zeer snel. Het landschap is van bij het begin prachtig: hoge bergtoppen, waaronder enkele vulkanen van boven de 6.000 meter , omringen een brede vallei. Vooral de kegelvormige Misti met zijn besneeuwde krater vormt een schitterend zicht.
Karel gaat er prat op dat Peru het enige land ter wereld is met asfaltwegen boven de 4 à5.000 meter . De hemel is staalblauw met mooie witte wolkjes, echt fotoweer en de bus maakt dan ook zeer regelmatig een fotostop. In de vlakte grazen lama’s en alpaca’s – we kunnen ze nog niet zo goed van elkaar onderscheiden – maar plots heeft Karel een groepjevicuña’s in de gaten. Dat is een buitenkans, want ze leven in het wild en zijn zeer schuw. Het is een zeer elegante en slanke soort lama die veeleer aan een antilope of ree doet denken. Ze leveren veruit de zachtste wol ter wereld en zijn natuurlijk beschermde dieren; er zijn er in Peru momenteel naar schatting nog een 80.000. Eenmaal per jaar worden de dieren door officiële jachtopzichters bijeengedreven en geschoren. Wie er zich clandestien aan waagt, wordt onherroepelijk gearresteerd en zeer zwaar beboet. Dat we hier op grote hoogte zitten wordt al duidelijk van zodra we uit de bus stappen om een foto te nemen. Het volstaat je even te bukken of een stapje te snel te zetten om volledig buiten adem te zijn. De lucht is zó ijl dat je er draaierig van wordt in het hoofd. Stilaan zijn er nog maar een paar die zich kiplekker voelen, en daar zijn we beiden nog altijd bij. De cocabladeren en de Gatorade maken blijkbaar inderdaad het verschil. Sommigen voelen zich ronduit ellendig en verlaten zelfs de bus niet meer. Wij halen ons hartje op en weten niet waar we eerst moeten fotograferen en filmen: een moeras met Andesganzen, een kudde met een herderin in kleurrijke klederdracht, bevroren riviertjes, met mos begroeide rotsblokken, een immense ijsformatie en dat alles in een schitterend decor. Na een bocht staan we plots voor een herder met een kleine kudde lama’s. Onmiddellijk stopt de bus en kunnen we uitstappen voor een nieuwe fotosessie, alsof het speciaal zo geënsceneerd zou zijn. Dit zijn werkelijk de beelden die ik hoopte te kunnen maken. De beesten zijn nogal nerveus en onwillig en je komt er best niet te dichtbij, maar fotogeniek zijn ze wél met hun kleurrijk geweven lintjes en rode strengetjes wol om hun oren gestrikt.
Op het hoogste punt rijden we door het Salinas Reservaat en zitten we vlak bij de 5.000 meter . Dat is waarschijnlijk het hoogste dat we ooit in ons leven zullen komen. Christianevoelt een lichte hoofdpijn opkomen, maar verdrijft die onmiddellijk met een Dafalgan. Hier groeit op de rotsen de jaretta, de hoogst groeiende plant die per jaar slechts 1 à 2 millimeter groeit. Van op afstand ziet het er uit als mos, maar van dichtbij kan je heel goed de duizenden kleine vetplantjes herkennen. Door het vele stoppen is het kwart voor drie geworden als we de Colca Lodge bereiken, waar we voor twee nachten onze intrek zullen nemen. De lodge
Bij de ondergaande zon wandelen we naar de andere kant van het domein, nog steeds de indrukwekkende omgeving bewonderend, en zoeken de warmwaterbronnen op. Die mochten we volgens Karel niet missen en we hebben dus maar ons badpak aangetrokken. Een deel van de groep zit intussen al
van het heerlijke warme bad te genieten en ook wij trekken onze kleren uit. De buitentemperatuur is nauwelijks 10 graden maar het water is des te warmer: 34 tot 39° Celsius. Alle vermoeidheid stroomt zo uit je ledematen weg en het vergt heel wat moed om terug uit het water op te staan. Even lijkt het erop dat Tony een stommiteit gaat begaan wanneer de anderen hem aansporen om een bad te nemen in de ijskoude bergrivier. Hij stapt uit het warme bad, waar hij inmiddels al anderhalf uur blijkt in te liggen, en stapt recht de rivier in. Hij komt echter niet verder dan ijskoude voeten en gelukkig maar wint zijn verstand het uiteindelijk toch van zijn overmoedige drang om indruk te maken. Rillend van de kou keert hij op zijn stappen terug. Na een halfuurtje houden wij het voor bekeken en als herboren stappen we door de kou terug naar onze kamer, waar we nog een tweetal uurtjes hebben vóór het avondeten. Ik neem toch nog maar een pilletje, want de hoofdpijn lijkt weer wat op te zetten. C voelt zich echter prima. Tegen 19 uur zakken we af naar de bar waar we niet kunnen weerstaan aan een pisco sour, ook al zouden we dat misschien beter niet doen op deze hoogte. Maar ja, als je aan het genieten bent... Het dinner in het gezellige restaurant met open haard is verzorgd en lekker, maar veel eten doen we niet. Aan tafel wordt er vooral over de hoogteziekte gepraat. Iedereen heeft wel iets waardoor hij zich mottig voelt: hoofdpijn, duizeligheid, maag- of darmproblemen, slappe benen. De slaap zal voor iedereen goed doen. Buiten blijkt het niet zo koud als we gevreesd hadden en er is ook niet de prachtige sterrenhemel die we verwachtten. Het één heeft natuurlijk met het andere te maken en hopelijk zijn de wolken morgen verdwenen en is de zon er opnieuw, want het is een belangrijke dag: we gaan naar de condors!
Terug naar 2005 Peru OVERZICHT
Terug naar 2005 Peru OVERZICHT