Woensdag 11 september 2013 (1)
Vandaag beginnen we aan onze rondreis door Namibië. We hebben een kleine 5.000 kilometer voor de boeg en zullen een grote lus maken eerst naar het noorden tot bijna aan de Angolese
grens en vervolgens afzakken langs de westkant tot het uiterste zuidpunt van het land dichtbij de grens met Zuid-Afrika. Tenslotte klimmen we weer noordwaarts via de Kalahari-woestijn om te eindigen terug in Windhoek. Wekker om 6:15 uur, koffers pakken, ontbijt om 7:00 uur en vertrek om 8:00 uur, dat wordt het vast scenario voor de meeste dagen. Meestal zullen we proberen om al tegen de lunch op onze dagbestemming te zijn om dan in de namiddag nog een of andere activiteit af te werken. Zo ook vandaag. We zullen bijna de hele voormiddag op de bus doorbrengen en rijden via Okahandja naar Otjiwarongo. Aanvankelijk is het landschap weinig boeiend, maar de lange rit wordt op een aangename manier gevuld door onze gids Marc. Bijna de hele tijd onderhoudt hij ons met een thema dat aansluit bij wat we onderweg tegenkomen. Of het nu om de geschiedenis of de politeik gaat, over de bevolking of de economie, de fauna of de flora, Marc vertelt er ons alles over zonder ook maar één spiekbriefje nodig te hebben. Een heuse “wandelende encyclopedie” zegden we vroeger, maar tegenwoordig gebruiken we beter de term “menselijke Wikipedia”.
Vandaag loopt onze route volledig over asfaltwegen of “teerpad” zoals ze hier zeggen. Amper 14% van de Namibische wegen is geasfalteerd, de rest is grind of stoffig “grondpad” zoals we later ruimschoots zullen ondervinden. We mogen vandaag zelfs genieten van de enige autosnelweg die Namibië rijk is: 2x2 rijstroken over niet minder dan… 16 km. We zijn amper vertrokken of we worden al van de baan afgeleid voor een verplichte weegcontrole. Vòòr ons staat een lange rij vrachtwagens die hetzelfde lot beschoren zijn en het duurt ruim een half uur voor ook wij op de weegbrug mogen. Even verder stoten we dan weer op onze eerste “road block”, een controlepost waar een politieman ons vanuit een gammel hokje streng monstert vooraleer te beslissen dat we mogen doorrijden. Marc waarschuwt ons om rustig en vooral ernstig te blijven, want die mannen voelen zich nogal rap uitgelachen en kunnen dan bijzonder vervelend doen. Het is zelfs best dat Marc even zijn uitleg stopt, want ze zouden kunnen denken dat het over hen gaat… Ziezo, dat was een eerste staaltje van de typisch Afrikaanse toestanden.
Even buiten Windhoek zien we kleine hutjes. Het zijn eigenlijk slechts een paar doeken die dienst doen als afdak ter bescherming tegen de brandende zon. Hier leven mensen in diepe armoede. Sommigen proberen aan de kost te komen door het vuil van een groot stort uit te sorteren en aan de man te brengen terwijl anderen het schamele gras snijden om te verkopen. Dit is een brakwatergebied en in tegenstelling tot de grote droogte elders, groeit hier inderdaad wat schamel groen. Dit gebied staat bekend als zeer gevaarlijke zone en de staat is al jaren aan het proberen om er een industriezone van te maken, maar er komt maar niets van terecht. Hier leert Marc ons een veel gehoord Afrikaans gezegde dat we op de reis herhaaldelijk zullen te horen krijgen: “Ons maak een plan” wat zoveel betekent als: “ooit doen we wel eens iets, maar geen mens weet waar en wanneer…”. Dan rijden we langs de rand van het Khomas-Hoogland. Hier is de beginnende lente duidelijk merkbaar: meer groen, mimosa en witte en gele bloesem. Daarna rijden we door een immense droge vlakte waarin de eindeloze afsluitingen met zwevende paaltjes opvallen. De omheiningen bakenen de uitgestrekte farms af. Sommige afsluitingen zijn laag en andere 2 à 2,5 meter hoog. Dat wijst op de aanwezigheid van kudu’s of elanden, want dat is het enige wild dat zonder aanloop 2 à 2,20 meter hoog kan springen. Het is werkelijk onvoorstelbaar hoeveel kilometers omheiningen hier zijn. Wij zien alleen af en toe een ‘vlakvark’ of wrattenzwijn, een parelhoen of een eenzame struisvogel lopen.
Marc neemt de gelegenheid te baat om ons te vertellen over de boeren en hun boerderijen. De meesten bezitten hier zo’n 4.000 à 5.000 hectaren grond waarbinnen nauwelijks iets groeit. Boeren betekent hier dan ook niet gewassen kweken, want daar is het veel te droog voor, maar wél vee houden. Behalve koeien grazen hier ook wilde dieren, voornamelijk diverse soorten antilopen. De hoofdtaak van de boer bestaat in het herstellen van de kilometerslange omheining om de dieren binnen en de stropers buiten te houden. Hiervoor beschikt een doorsnee boer over 10 à 15 medewerkers, zwarten uiteraard, terwijl de boeren zelf voor meer dan 50% van Duitse afkomst zijn. De boer woont meestal in een luxueuze woning in het midden van zijn domein terwijl de zwarten aan de rand ervan wonen in kleine woningen. De plaats waar het huis staat is makkelijk te vinden dankzij een paar hoge cipressen die van ver zichtbaar zijn. De boer is verantwoordelijk voor een tiental gezinnen. Een van zijn taken is bv om de kinderen van zijn personeel met de auto naar de kostschool te brengen. Na veel regen in 2009 en 2011 kampen de boeren dit jaar met een uitzonderlijke droogte waardoor velen zich genoodzaakt zien een deel van hun vee te verkopen. Ze beleven hier een echt rampjaar. Marc kent een farm waar de veestapel is teruggelopen van 800 naar 250 en één waar het personeelsbestand nog amper uit 14 man bestaat waar het ooit 1.100 à 1.300 bedroeg. De droogte zorgt ook voor verhoogd brandgevaar. Vorig jaar zijn in het Noorden miljoenen hectaren afgebrand. Even verder rijden we langs de rand van de Kalahari al is de grond hier niet rood gekleurd zoals in de rest van deze woestijn. De begroeiing bestaat vooral uit lage struiken: acacia’s of ‘doringbomen’ (‘doring’ betekent: alles wat doornen draagt).
Terug naar 2013 Namibië OVERZICHT
Terug naar 2013 Namibië OVERZICHT